Techniek, eenvoud en complexiteit, door Karin van der Knoop.


Techniek en complexiteit zijn twee begrippen die nog wel eens door elkaar worden gehaald. Echter, het tonen of leren van vele technieken (isolaties, figuren) is beslist niet hetzelfde als het tonen of leren van veel techniek. De uitvoering van een techniek kan een enorme hoeveelheid techniek bevatten, terwijl de uitvoering van vele technieken (binnen een geheel) verstoken kan zijn van techniek.
Een balletdanseres blijft haar meest primaire basistechnieken gedurende tientallen jaren verbeteren; altijd weer kunnen deze krachtiger, mooier, verfijnder en levendiger worden. De moeilijkheidsgraad van de basisbewegingen van de buikdans wordt regelmatig onderschat. Men denkt al gauw dat als je een isolatie geleerd hebt, dat je die dan kunt en dan ga je de volgende leren, maar helaas (of gelukkig…)zo simpel is het niet. Zowel puur fysiek als inhoudelijk is de kwalitatieve ontwikkelingsmogelijkheid van iedere isolatie onbegrensd. Niemand hoeft daar een ander op aan te kijken, want allemaal zijn we onderweg. Ieder van ons is op haar eigen stukje van het pad en heeft zowel een eindeloze afstand achter als voor zich.

Voor ik op het conservatorium op compositie overging, was daar 2 jaar panfluit mijn hoofdvak. Nadat ik gestopt was met panfluit spelen heb ik bijna al mijn Roemeense panfluitplaten weggegeven. Alleen die van Fanica Luca – de leraar van leraren- en enkele anderen heb ik gehouden. Fanica Luca speelde niet snel maar sober, met weinig versieringen. Ieder van ons, panfluitstudenten aan het conservatorium, kon de stukken die hij speelde ook spelen, en zeker in het zelfde tempo als hij. Al zijn leerlingen (waaronder onze leraar) speelden intussen veel virtuosere, moeilijkere muziek en alles met veel meer (vrij geïmproviseerde) ornamentiek. Toch was Fanica Luca de enige onder zijn collega’s die me met zijn spel echt in mijn hart kon raken. Zijn timing was subtieler en mooier, zijn toon warmer en welke andere dan ook. Zijn muzikale versieringen waren alleen daar geplaatst, waar ze ook echt bijdroegen aan de schoonheid van een stuk als geheel. Hij speelde ze – in tegenstelling tot de meeste anderen – niet om aan de wereld te bewijzen hoe virtuoos hij wel ingewikkelde versieringen ten gehore kon geven, maar alleen op grond van artistieke overwegingen.

Het schijnt dat Wolfgang Amadeus Mozart een afkeer had van te snel uitgevoerde stukken, wat in het algemeen geschiedt louter om indruk te maken. De ingenieuze compositorische constructies van Johan Sebastian Bach zijn steeds gebaseerd op uiterst beperkt basismateriaal. Uit een enkel motief bouwt hij 1 of 2 thema’s en 1 of 2 tegenthema’s (tegenthema’s verschijnen vaak in een andere stem tegelijk met het hoofdthema), die meestal alle weer varianten van elkaar zijn. Deze thema’s en tegenthema’s (ofwel: subjecten en contrasubjecten) rekt hij uit, krimpt hij in, zet hij op zijn kop of achterstevoren, hakt hij in stukjes en combineert hij steeds anders. Een beginnend componist verraadt zich snel door het gebruik van 25 totaal verschillende thema’s in 1 stuk.

Het is mijn wens om steeds dichter bij de essentie van onze dans te komen, om te ontdekken waarvandaan de grote Egyptische danseressen hun fenomenale zeggingskracht, uitstraling en danskwaliteit halen, terwijl als je goed analyseert wat ze doen, het zo eenvoudig lijkt. Dit in tegenstelling tot veel van hun Westerse collega’s die zich uitputten in virtuositeit en kwantiteit en toch niet weten te boeien. In de loop der jaren heb ik steeds opnieuw artistieke crises doorgemaakt, steeds andere invalshoeken uitgeprobeerd, en pel zo laag voor laag de ui af. Ik heb onder andere ontdekt dat voor het komen tot eenvoud een zeer goede techniek wenselijk is, die in het algemeen een stuk moeilijker is om te leren beheersen, dan die vereist is voor het gebruik van complexiteit: als je kwantitatief minder doet wordt de kwaliteit van datgene wat je wel doet noodzakelijker. Complexiteit is dikwijls een middel om gebrek aan kwaliteit te verdoezelen.
In mijn ogen is bijvoorbeeld Taheya Carioca in haar uiterste eenvoud iemand die een werkelijk schitterende techniek had. Haar bewegingen waren tot in de kleinste details afgewerkt, verfijnd, gracieus, functioneel en vol zeggingskracht. In danstermen zou je kunnen zeggen dat haar bewegingen volledig “uitgezuiverd”waren.

Het opofferen van datgene waarmee je scoort, imponeert en virtuositeit kunt laten zien ten gunste van een meer esthetisch, harmonieus en/of krachtig geheel, is een proces van waar je meestal pas aan toe bent als je complexiteit en vertoon van virtuositeit hebt uitgeleefd. Je moet bereid zijn om het risico te nemen dat niemand meer tegen je zal zeggen dat je het knap gedaan hebt. Toch is het naar mijn mening een van de wezenlijkste factoren die de kwaliteit van kunst bepalen. Iedere kunstenaar die zijn vak meer uitoefent uit bevlogenheid dan omwille van egostreling en/of broodwinning (dit laatste is overigens niemand te verwijten, want voor velen van ons onontkoombaar) zou ergens in zijn ontwikkeling die stap moeten doen.
Uiteraard kan iemand ook best technisch en esthetisch hoogwaardig werk afleveren Dat zeer complex en virtuoos is: denk bijvoorbeeld maar aan het fantastische spel van sommige Hongaarse zigeunerviolisten. Helaas echter zie of hoor je mensen maar al te vaak technieken gebruiken die ze niet met hun ziel en geest kunnen volgen en vullen en die geen enkele artistieke zin hebben. Eenvoud en complexiteit zijn in zichzelf niet persé meer of minder technisch, meer of minder goed, maar hebben vooral te maken met artistieke keuzes. Zorgvuldig gekozen en gedoseerd zijn beide even legitiem en gelijkwaardig. Het hoeft voor de kwaliteit geen verschil te maken of deze keuzes bewust of onbewust zijn. Sommige wetten gelden voor alle kunstvormen. Stel je bijvoorbeeld een kunstschilder voor die op 1 doek 100 verschillende beesten schildert, niet omdat hem dat een beter schilderij oplevert, maar om te bewijzen dat hij 100 verschillende beesten kan schilderen. Zoiets is toch ondenkbaar?
Toch gaan veel dansers en musici wel zo met hun vak om.

Ook in de schilderkunst bestaan trouwens veel misverstanden over techniek. Vaak wordt iets technisch goed gezien wanneer het gelijkt als een foto, ook al is de penseelvoering zo dood als een pier. Een ademende, levende, ritmische, open en vrije penseelvoering, een goed gevoel voor kleur, compositie en harmonie en een ambachtelijk verantwoord materiaalgebruik vind ik persoonlijk veel essentiëlere aspecten van schildertechniek. Er zijn schilders die met 1 lijntje een heel mens oproepen of van 1 stip een meesterwerk kunnen maken.
Zulke dansers heb je ook: Eens zag ik in een voorstelling van NDT3 (de afdeling van het Nederlands Dans Theater waarin oudere dansers speciaal voor hen gemaakte choreografieën dansen) hoe Gerard Lemaitre (een ex-topsolist van het NDT) zo ongeveer een kwartier lang bezig was met het op- en aflopen van een trappetje, zonder ook maar 1 moeilijke balletpas te demonstreren – en daarmee de hele zaal iedere seconde deed sidderen.

Dit artikel verscheen eerder in “Navel”, Tijdschrift voor Oriëntaalse dans, jaargang ’98-’99, no. 2

Contact:

Peter Verzijl
Zevenwouden 39
3524 CL Utrecht
T.0031-030-2436007
peterverzijl@planet.nl